Column: Junioriteit

Auteur: Aukje Nauta

Deze column verscheen eerder in LoopbaanVisie 2023-3 over senioriteit.

“Jullie hadden Fleur als yogadocent verwacht, maar Fleur heeft nog een extra dagje verlof omdat ze net moeder is geworden, dus daarom geef ik jullie vanavond les.” Stomverbaasd luister ik naar de woorden van de invallende yogadocent. Als íemand een platte buik heeft, dan is Fleur het wel, en ik weet zeker dat ik twee weken geleden nog les heb gehad van Fleur-met-de-platte-buik. Kennelijk zie ik eruit als een stripfiguur met een vraagteken boven m’n hoofd, want de docent richt haar blik op mij en vervolgt met een uitleg: “Fleurs partner is bevallen van een gezonde zoon.”

Eventjes voel ik het vraagteken boven mijn hoofd nog vetter worden. Is Fleurs man bevallen? Hoe dan? Hebben ze een kind geadopteerd? Maar dan valt het kwartje: Fleurs partner is natuurlijk een vrouw. Duhuh. Meteen schaam ik me. Alsof ik opnieuw in het raadsel trap over die chirurg. Je kent het vast wel, over een man en z’n zoon die een ernstig auto-ongeluk krijgen. De vader overlijdt ter plekke. De zoon belandt in het ziekenhuis. De chirurg van dienst krijgt ‘m onder ogen en zegt: “Ik kan deze jongen niet opereren, hij is mijn zoon!” Ook toen ik dit raadsel voor het eerst hoorde, duurde het net wat te lang voordat ik bedacht dat die chirurg natuurlijk een vrouw is.

Allemaal het gevolg van vaste denkpatronen, vooroordelen en stereotypen in onze hoofden – want niet alleen ik, maar de overgrote meerderheid van de mensen die het chirurg-raadsel hoort, heeft moeite met de oplossing. Dat we massaal stereotyperen, blijkt bijvoorbeeld uit onderzoek met de impliciete-associatietest (IAT) – een cognitieve reactietaak die de sterkte van associaties tussen begrippen in het geheugen onderzoekt. Daaruit blijkt bijvoorbeeld dat grote groepen mensen nog altijd ‘vrouw’ sneller associëren met ‘gezin’ dan met ‘carrière’, terwijl het bij ‘man’ andersom is.

En die vaste patronen, vooroordelen en stereotypen worden ook nog eens sterker met de leeftijd. Uit IAT-data van bijna 16.000 witte mensen van diverse leeftijden blijkt dat oudere witte mensen meer impliciete voorkeuren voor witte dan voor zwarte mensen hebben, in vergelijking tot jongere witte mensen (Gonsalkorale et al., 2009). Bovendien is in dit onderzoek heel ingenieus aangetoond dat dit niet louter een generatie-ding is, maar helaas ook een effect van het ouder wordende brein, dat stereotype denkpatronen steeds moeilijker kan onderdrukken.

Dat doet bij mij de vraag rijzen of we met de leeftijd nou wel zoveel wijzer worden; of zoiets als senioriteit niet ook heel vaak betekent dat we nog meer aan hokjesdenken gaan doen. Immers, er zitten zoveel feiten, verbindingen tussen feiten en olifantenpaadjes in seniore hoofden dat het verdraaid lastig is om onbevooroordeeld en oordeelloos te kijken en luisteren naar de mensen om ons heen.

Zouden we daarom niet óók moeten investeren in het behouden of zelfs ontwikkelen van onze ‘junioriteit’? Het rare is, dat het begrip ‘junioriteit’ niet eens bestaat. “Bedoelde je senioriteit?”, vraagt Google zodra je het intikt. Alsof ook Google aan het vastroesten is. In het woordenboek kom je ‘junioriteit’ ook al niet tegen. Eigenlijk wel mooi, want dan kan ik er zelf betekenis aan geven. En laat ik dan ook maar meteen de koe bij de hoorns vatten. Wat mij betreft staat junioriteit gelijk aan het levend houden van onze onbevangenheid, onbevooroordeeldheid, oftewel dat speelse, ongeremde kind in ons, dat met een open blik naar de wereld om zich heen kijkt. Zoiets dus als de homo ludens, Latijn voor de spelende mens, door Johan Huizinga in zijn boek uit 1938 al bejubeld. Wat kinderen sowieso veel meer doen dan volwassenen, is waarom-vragen stellen: Waarom zingt een vogel? Waarom is rood rood en blauw blauw? Waarom groeit er in een vrouwenbuik wel, maar in een mannenbuik geen kind?

Dat waarom-vragen stellen zouden we helemaal niet hoeven te verleren. Niets houdt je tegen om het te blijven doen. Het lijkt me zelfs broodnodig om tot continue vernieuwing en verbetering te komen. Denk maar aan vragen als: Waarom eten we wel varkens, maar geen honden? Hoe kan het dat we geen stukken maangrond mogen bezitten, maar wel stukken aarde?  Waarom trouwen we eigenlijk, en waarom dan met maar één iemand tegelijk? Als je je junioriteit blijft ontwikkelen, dan blijf je nieuwsgierig op zoek naar wat er te leren valt en hoe de dingen steeds maar weer anders en beter kunnen.

Trouwens, een week later liep Fleur alweer rond in de yogastudio. Ik feliciteerde haar met de geboorte van haar zoon, en vertelde er meteen maar even bij dat ik in eerste instantie in de war was over het nieuws, en me in tweede instantie schaamde voor mijn stereotype denkbeelden. “Dat wordt strafregels schrijven om het af te leren”, zei ze grappend. Waarvan akte. In deze column.

Aukje Nauta is spreker, schrijver en psycholoog. Haar jongste boek is Nooit meer doen alsof. Eerder schreef ze managementboeken als Tango op de werkvloer en Anders Werken. Ze is veelgevraagd expert op het gebied van duurzame inzetbaarheid. Aan de Universiteit Leiden is ze hoogleraar organisatiepsychologie, een bijzondere leerstoel mogelijk gemaakt door opleidingsinstituut Sioo. Tot 2022 was ze partner van Factor Vijf Organisatieontwikkeling. Werkte bij TNO en Randstad en was vier jaar lang kroonlid van de SER.
www.aukjenauta.nl

Referentie
Gonsalkorale, K., Sherman, J. W., & Klauer, K. C. (2009). Aging and prejudice: Diminished regulation of automatic race bias among older adults. Journal of Experimental Social Psychology, 45(2), 410–414. https://doi.org/10.1016/j.jesp.2008.11.004